Voorbereiding toets: Orde in het dierenrijk

Op deze sites kan je oefenen op de indeling van de dieren in het dierenrijk.

1) orde in het dierenrijk

2) diersoorten

Zoogdieren zijn niet de soortenrijkste, maar wel de bekendste groep gewervelde dieren. Ze danken hun naam aan het feit dat de vrouwtjes hun jongen zogen (melk geven).

Door hun vermogen om te vliegen - maar vooral ook doordat ze een constante lichaamstemperatuur hebben - zijn vogels over de hele wereld te vinden. Hun huid is bedekt met veren: structuren die uniek zijn in het dierenrijk.

Reptielen hebben een taaie, met schubben bedekte huid. Ze omvatten onder andere de krokodillen, schildpadden, slangen en hagedissen. De meeste reptielen leggen eieren, maar bij vrij veel slangen en hagedissen komen de eieren al in het moederdier uit. Anders dan bij amfibieën moeten de eieren van reptielen op het droge gelegd worden en zijn de jongen als ze uitkomen al volledig ontwikkeld.

Kikkers, padden en salamanders zijn de bekendste amfibieën. De meeste amfibieën brengen in ieder geval een deel van hun leven in (zoet) water door. De eitjes zijn erg gevoelig voor uitdrogen. Enkele soorten kikkers ontwikkelen zich al volledig in het ei, maar de meeste amfibieën lijken als ze uitkomen nog totaal niet op de volwassen dieren maar meer op een visje en hebben dan zelfs kieuwen. Geleidelijk gaat deze larve meer op het volwassen dier lijken en komen de longen tot ontwikkeling. Ademhaling door de (dunne, vochtige) huid blijft bij veel dieren ook belangrijk. Amfibieën kunnen hun lichaamstemperatuur niet constant houden. In gebieden die permanent erg koud en droog zijn komen ze niet voor.

De vissen zijn de oudste en soortenrijkste groep gewervelde dieren. Ze zijn bijna alleen in het water te vinden. De meeste vissen ademen met kieuwen, hebben vinnen en hebben een huid bedekt met schubben. De meeste leggen hun eieren in het water.

 

Wat kan ik vragen op de toets?

1.Som de verschillende groepen op waarin dieren kunnen verdeeld worden.

2.Geef bij elke groep 4 verschillende voorbeelden.

3.Wat wil gewerveld dier zeggen?

4. Wat wil zeggen ongewerveld dier?

5. Wat is het verschil tussen een reptiel en een amfibie?

6. Wat is een zoogdier?

7. Wat kan een vogel maar geen ander dier?

8. Wat is het verschil tussen een eierleggend dier en een zoogdier?